maandag 3 juni 2013

Hoe is het met ons volk?

Even kort op een rijtje: Geraldine en ik (Piek) volgen de reguliere imkercursus, kopen redelijk impulsief een kast op 29 april en 4 mei krijgen we van imkervereniging Zutphen een zgn. broedaflegger: een aantal raampjes met bijen, broed en voedsel. De koningin van deze bijen blijft in haar eigen kast en de bijen die kunnen vliegen (de vliegbijen) gaan terug naar hun oorspronkelijke kast.
De bijen die nog niet vliegen merken dat er geen koningin meer is en gaan als een razende redcellen maken. Dat wil zeggen dat ze een aantal gewone bijenlarven gaan voeden met koninginnengelei, zodat zij koningin in plaats van werkbij worden.
Als we 13 dagen later weer cursus hebben, blijkt dat er minstens twee koninginnen uit zijn gekomen. We vinden er geen een, maar als het goed is hebben de hoogheden met elkaar uitgemaakt wie van de twee dit volk gaat voorzien van nieuw broed.
De week erop is het tijd voor de jonge koningin om op bruidsvlucht te gaan en zich te laten bevruchten door een aantal darren. Maar het weer is niet zo best. We kunnen alleen maar hopen dat ze een moment gevonden heeft waarop ze het aandurfde om een paar kilometer hoog te gaan vliegen voor haar belangrijke uitje.

1 juni gaat Geraldine naar cursus (ik kan helaas niet) en het blijkt dat de bijen in drie weken tijd twee kilo suikerdeeg hebben gegeten. Dit komt door het koude, natte weer maar ook doordat er minder vliegbijen zijn dan in een gewoon volk. Ze storen het volk niet lang: als de koningin aan de leg is, zoals de bedoeling is, dan verdient het volk rust.
Ik heb geluk want Geraldine heeft geen nieuw pak suiker en geen nieuwe broedkamer in haar auto liggen, dus we gaan samen op 2 juni naar de bijen. Leraar Ben vindt dat we dit niet alleen kunnen en zeer ervaren imker Barend assisteert ons. Voor hij er is, ontmoeten we bij de bijenstal een andere imker en er wordt natuurlijk volop over bijen gepraat. Met z’n vieren gaan we aan de slag. We doen onze petten weer op en Barend vraagt of we een pijp bij ons hebben. Nee, wij doen het met sigaren. Als jarenlange sigarenrookster lijkt me dat een goed plan, maar ja, hoe doe je dat met zo’n net voor je mond? Het blijkt dat de sigaar in mijn cap moet. Maar dan komt de sigaar tegen het net en brandgevaar is niet ondenkbeeldig. Ik heb al bijna de slappe lach, breek snel een stuk sigaar af (wat Geraldine wat snel ging: ‘Hee, hoe kom je nou aan een kleine sigaar? Had je die ook bij je?’) en de aansteker gaat aan, vlak bij de vitrage van mijn cap wat natuurlijk weer voor hilariteit zorgt.

Dan naar de bijen, in onze mooie 8 raams-, vrouwvriendelijke kast. ‘Geef maar rook,’ zegt Barend. Ik blaas wat in en hoor dat ik meer rook moet geven. Pfff, sigaar roken is lekker, maar zoveel achter elkaar paffen in die benauwde cap is iets heel anders! Het staat helemaal blauw rond mijn gezicht en ik hoor dat de bijen nog meer rook mogen hebben.
De volle broedkamer is inmiddels op de nieuwe gezet en we gaan de suikerpakken verwisselen. Er zitten allemaal bijen in de uithoeken van de oude, bijna lege zak. We leggen de volle zak neer en de kast kan gesloten worden. Fluitje van een cent.
Toch wordt de imker die mee was nog even geprikt. Een bij kroop zijn tshirt in en kreeg het benauwd.

We zijn nog erg onwennig bij de bijen, merken we. Daarom is het fijn om verhalen te horen van ervaren imkers. We hebben ook alllang door dat Albert Muller, de BDimker, gelijk heeft met zijn uitspraak: ‘Zet twaalf imkers bij elkaar en je mag blij zijn als je dertien meningen hebt.’ Met die informatie in ons achterhoofd, horen we alles aan (lees: slurpen we alles op) en daar zal een eigen omgang met de bijen uit voortvloeien.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten